Zwaarder worden mijn stappen in het modderkleed van de aarde.
Ik zink weg, reddende armen zijn niet meer te bereiken.
Een ijstijd stort zich over mijn hele lichaam.
De dood treedt in in mijn ziel.
Strompelend van lichtje naar lichtje,
op zoek naar een sprankje heilig vuur,
ik kijk omhoog, roepend tot boven
om hulp en verlichting in dit stervende uur.
Diepe pijn verschroeit mijn tranen,
huilen kan ik bijna niet meer.
Al wat rest zijn herinneringen
zelfs die bestaan haast niet meer.
Er is alleen niets, ik buig het hoofd
werp mijn lichaam op de grond
prevelend om een vleugje Kracht
die voor even de pijn verstomt.