Vergezeld van een vettig glas gevuld met Gin
Sluip jij het geheime berghok weer in
Godverdomme klootzak! Scheer je weg!
Roep ik, alsof ik het tegen mijn vader zeg
Maar je blijft nog even wat hangen
In mijn masochistisch verlangen
Je spreekt je eindelijk uit, wat vaag
En geeft je enigszins over, heel traag
Gelukkig zitten mijn vingers in mijn oren
En was ik net wat kijkgaten aan het boren
Zodat ik mij op je blik moet concentreren
Om er vervolgens mijn onmacht op te projecteren
De demonen rennen hard weg, erg ongastvrij
Wellicht dat ze dachten, jij hoort bij mij
Maar je hoort hier niet thuis, of toch
Samen ruimen we wat oude rommel op
Wat sympathie en mededogen, wat kolder
En mijn eigen, volslagen apathie
Langzaam til je mij naar mijn zolder
Ons opmakend voor de invasie
Jij valt zoals altijd als eerste aan
Ik blijf wat lullig achter je staan
Bang dat ik zal ophouden met bestaan
Bang dat de zee zich zal splijten
En dat jij verdrinkt in verwijten
Uit angst steek ik mijn hand in je broek
De ratio vooralsnog volledig zoek
En haal eruit, een ferm kloppend hart
De liefde blijkt weer eens erg apart
Ik stop het netjes terug, en naai je weer dicht
Want die naald, die had ik net bij de hand
Want van die zaken, heb ik zelfs verstand
Maar wat ik vergeet is een franje of vier
Maar de littekens verfraaien je aangezicht
En jij zegt: "Mijn hart hoorde altijd al hier"
En uiteindelijk: "is er nog bier"