Eens leefde er een man op Ithaka,
hij was de lieveling van de godin Athena.
Odysseus werd die man genoemd
en onder die naam is hij heel beroemd.
Hij moest vechten in de Trojaanse velden
samen met nog vele andere Griekse helden.
De Grieken konden de Trojanen verslaan
en Odysseus vatte de terugtocht aan.
Maar door het stormachtige weer
kwamen ze op het cyclopeneiland neer.
Polyphemos sloot hen op in zijn grot,
maar Odysseus hield hem voor de zot.
Ze staken het oog uit van de cycloop
en meteen daarna gingen ze op de loop.
Polyphemos riep zijn vader aan
en Posseidon belette hen naar Ithaka te gaan.
Zo kwamen ze bij de god van de wind,
en die was hen heel goed gezind.
In een zak gaf hij en mee:
alle stormen van de zee.
Maar Odysseus deed de zak niet open,
zo konden ze nog op Ithaka hopen.
Maar zijn manschappen waren ontrouw
en Odysseus dreef weer verder van zijn vrouw.
Zo waren ze op een eiland beland.
Dat eiland had Kirke in de hand.
Ze had zijn mannen in haar macht,
maar dankzij Hermes kon Odysseus ontsnappen aan die kracht.
Bij de Sirenen waren ze zeker niet te gast,
daar bond hij zich vast aan de mast.
Zijn mannen stopten was in hun oren,
zodat ze het gezang niet konden horen.
toen ze voorbij de Sirenen waren,
moesten ze nog voorbij andere gevaren.
Scylla en Charibdis raakten ze voorbij,
zo was iedereen weer blij.
Op het eiland Sheria
ontmoette hij koningsdochter Nausikäa
Wanneer hij zijn verhaal uit de doeken had gedaan,
verlangde hij om terug naar Ithaka te gaan.
Na tien jaar belandde hij op zijn vaderland,
maar daar liep het pas echt uit de hand.
Honderd vrijers drongen naar de hand van zijn vrouw,
maar zij, zij bleef hem voor eeuwig trouw.