Draaiend in de diepte van de leegte
De zon streelt mijn haar
De wind vloeit over het dak
De rust hier boven is te druk
Draaien, draaien, draaien.
Blij, verliefd, verloochend, vervlogen
Nu, altijd.
In de diepte schijnt de zon.
In de hoogte waait de wind.
Nu, voor eeuwig.
De regen spoelt het schoon.
De drukte word weer rust.
De rust blijft veel te druk.
Morgen is het anders.
De zon streelt weer mijn haar.
De wind vloeit over het dak.
Alles is niet waar.
De leugens vallen plat.