De kleur van ogen is iets unieks.
Blauw, grijs, bruin, groen.
Maar er zijn mensen waarbij er nog een extraatje zit.
Ik heb jadegroene ogen met een
geel-oranje schijn rond de iris.
Als kind zei men me vaak dat de zon in mijn ogen woonde.
Jij hebt olijfgroene ogen.
Ze doen me dromen van palmbomen op een exotisch strand.
Bij jou leerde ik veel over mezelf.
Ik was geschrokken toen ik jaloers was wanneer je afsprak met je ex die nog een oogje op je had.
Ik kan makkelijk liegen, jammer genoeg.
Zelfs als ik de mensen in de ogen kijk,
kan ik liegen zonder wroeging te krijgen.
Maar tegen jou kan ik niet liegen.
Ik lieg niet tegen mensen die me heel dierbaar zijn en
waar ik enorm veel om geef.
We durven elkaar niet in de ogen te kijken.
Ogen zijn de spiegel van de ziel en van het hart.
We hebben schrik dat we de weerspiegeling van de
geboorte van liefde zien.
En toch zien we en voelen we vonkjes overspringen.
Want als we bij elkaar zijn, gedragen we ons en voelen we
ons anders dan op een doodgewone dag...