Moet ik liefde verdienen, van mijn eigen vader
Waarmee ik niet eens over het verleden kan praten
Die mij harteloos uit zijn hart heeft gestoten
Mijn moeder voor mij af heeft gesloten
Wil ik een stiefmoeder die niets van mij begrijpt
En bij elke schreeuw van hem angstvallig verstijfd
Is dit mijn voorland, voorbeeld, referentiekader
Ik geloof dat ik hen beter met rust kan laten
Brandgevaarlijk borrelend is mijn aura
Nuchter door mijn vergrootglas kijkend
De oplossing lijkt afdoende toereikend
Ik loop mijn verstand achterna
Omdat ik het niet meer wil en zeker niet wens
Ik denk nog wat na over de natuur van de mens
Een aantal vrienden van hun voetstuk afgetrapt
Van hun geloof en overtuigingen afgestapt
De tijd is gekomen voor eigen ideeën over leven
Van liefde nemen maar vooral van liefde geven
Mijn volwassenheid breekt het broze bot in duizend stukken
Weg met alle dooie mussen en kreupele krukken
Diep in dat bot zit mijn merg verborgen
Ik ga eerst afbreken en dan pas bouwen
En zweer op mezelf dat ik haar goed zal verzorgen
Met hernieuwd elan en voorzichtig vertrouwen