Het mij werkelijk afvragen, hoe vaak al
Drink ik dit gezeik, mijn zweet achter mijn huid verpappend
Als één grote hostie, allen samen
Dit is mijn lichaam niet, ik laat hier geen vocht los, geen spoor.
Noemenswaardig niemand kijkt
Deze holte die er geen lijkt hult zich
Doods, klemmend onder warme regen
Ben ik benauwdheid, ben ik troost.
Wat gebeurt er, wat eindigt, wat velt droom
Van waarheid weg? Wie gelooft mij als ik zeg
Waar ik mij steeds minder vast aan hecht?