Jij
Jij was als prikkeldraad,
telkens als ik over je heen wou bleef ik hangen.
En als ik dan eenmaal over je heen was geklauterd,
ging ik weer terug
Want over het prikkeldraad is het onbekend,
onveilig in mijn ogen.
En bij jou was het vertrouwd,
ookal werd er veel bedrogen.
Nu ben ik voorgoed over je heen geklommen,
bang voor het onbekende zonder jou.
Maar nu toch ook nieuwschierig,
naar de spanning achter het hek,
waar ik nooit maar jij altijd heen wou.