Voor u open ik dit gedicht,
Mijn meesteres zonder gezicht,
De aarde beeft onder het geweld van de storm,
Water valt het glas met geweld aan,
Het beschreven vel papier verliest stilaan zijn vorm,
Onder het water van de plas haal ik het vandaan,
Naar binnen wandelend voel ik de warmte,
Een prikkelend glijden,
Het veilig oord brengt de kalmte,
De storm begint de wind te berijden,
De wind verliest zijn kracht tegen de muur,
Het leger regendruppels druipt langs mijn fort,
Ik hou de brief boven het vuur,
Totdat het papier opnieuw droog wordt,
De inkt laat weten dat de dood ons scheidt
En dat mijn meesteres mij verlaat,
Dit scheiden is het eind van de bloeitijd,
Die begon bij dageraad,
Voor u sluit ik gedicht,
Meesteres met gezicht,
Levensliefde en vreugdelopen,
Hebben we samen doorgelopen,
Kleren vielen in de vergetelheid,
Enkel nog waarheid.