Met mijn hoofd gebogen staar ik naar de grond,
staar ik radeloos in het rond.
Kijk ik naar hoe jij daar zo kalm en rustig stond,
jij kijkend naar mijn val in de afgrond.
Een laatste blik, mijn laatste val.
Terugkeer is nu onmogelijk.
Een zwarte afgrond, het diepste dal.
Met mijn gedachten denk ik aan wat ik nimmer vond,
zak ik langs de muur op de grond.
Kijk ik hoe ik nimmer meer terugkeerde en opstond,
voor het levend gewond.
Een laatste druppel, een laatste zucht.
Terugkeer bestond niet meer.
Mijn laatste blik op de strakke lucht.