Ze zegt dat ze een droom leeft.
Ze zegt dat ze blij is,
Dat ze het goed heeft.
Dat ik me vergis.
Ik raak in de war,
Ik denk dat ze blij is.
Ik begin te geloven,
Ik had het gewoon mis.
Maar later besef ik,
Ik herkende dat gezicht.
Ik herkende die blik.
Ik heb alleen maar schade aangericht.
Ze heeft zichzelf voorgelogen.
Ze is zichzelf vergeten.
Ik heb mezelf bedrogen,
Ik heb het al die tijd geweten.