Ze waait als een, als een
blad en het is hoe ze haar dagen
nachten aan elkaar hangt
haar benen draait en ze plooit
terwijl haar kleren langzaam
rond haar beginnen hangen
als ze lekt, al die natte plekken
in de gang, in haar hals:
ze staat stil en kijkt of het de tijd
is die haar nodig heeft; ze lacht
haar ogen eruit.