In de wervelwind die tijd heet,
al vaak in getallen gepubliceerd,
vliegen wij vooruit. De één weet
dat men het oude telkens eert.
De ander is onverstoorbaar en met excuus.
Want de tijd is nu en loopt vooruit.
Voor wie achterblijft geeft men beschuit,
een bed, een douche, een aardappel en infuus.
Maar met de jaren, het oude onderweg,
blijkt al het jonge relatief, al het vroeger ongerept en puur.
O tijd, was je maar onvoorspelbaar en licht
zoals ook het einde van dit kort gedicht
loopt door een landschap, zonder vroeger of later.
Alleen dit eindeloze dit, zonder wegen of financieel beleid.
Met in het verschiet de teruggevallen kater
bij het net zo eindeloze leven, de meest extreme,
de meest gedroomde vorm van vrijheid.
Maar wat is vrijheid zonder tijd?