Bloesemtak
Zaad van de machtige boom
Zacht zwierend in de stroom
Tot na een rappe rukwind
Zijn zware tocht begint
Dwalend over beek en berg
Beuken, eindeloos geterg
Tot eindelijk, het dal het zand het gat
Lijkend ’t zwaarst te hebben gehad
Docht vergeet dit niet
Dat zaad slechts in herfst vlied
Spoedig raast de regen
Neder als gescherpte degen
Dit is een goed kwaad
Wat aard en zaad versmelten laat
Wordt ’t niet door regenval verteerd
Dan wordt het van sneeuw geweerd
Zoals dezen oerboom
Uit donkere aarde ontspringt
Verwezenlijken wij
Dees een onwaarschijnlijke droom
Strak gekuch en luide blikken
Is niet waar wij van schrikken
Kunnen wij niet zien?
Of juist zeer goed, misschien?
Slechts tijd zal het me zeggen
Maar deze keer kan ik me rustig neder leggen
Ik zie slechts die boom
Wiens bloesem
Met de jaren
Slechts veelvuldigt