Die lege kamer,
gevuld met de rode nacht,
eng, zo bedroeft,
voel ik de tranen als bloed
van m'n armen druipen,
op de grond.
Ik hoor mezelf gillen,
maar geen geluid
dat het geluid maakt,
enkel die rode nacht,
die de draden van mijn
stem zachtjes raakt,
die het begin van het
geluid versterkt,
dan word ik wakker,
bezweet en koud,
maar val weer neer.
Ik ben bedroeft.
De kamer vult zich met geen andere kleuren meer