Nu komt het.
Hier is het; dit wit blad
ben ik. Iedereen verbaast zich erover.
Ik neem brood en smeer mijn lichaam vol honing.
Nu eet ik, nu denk ik over dingen na.
Ik verzet mij, misschien zie ik wat beter
vanaf hier, ik lijk wel winter, eik mijn kale plaats
tussen andere verlorenen.
Dit is het nog niet, ik geloof
dat het hele begin een vergissing heeft begaan
hier te komen en weer te gaan.
Ik kleef ondertussen overal aan.
Nu wandel ik vermoeid door de straten,
dit beeld dat langzaam zijn kleur verliest
spreekt tegen mij in trieste taal en mijn lichaam
keert ontdaan en zoet zich in slaap.
De zon hangt lui, het uiteinde van de wereld
komt steeds dichterbij. Het is mij vreemd
hier nog te zijn.