Het is nu een jaar gelee'n.
Ze had m'n hart gebroken
in duizend stukken gruis der steen.
'k Was van alle emotie verstoken.
Ietwat schuchter en gedogen
verhaalde ze woord voor woord,
dewelke ik bedachtzaam heb aanhoord,
hoe, al een tijd, ze had gelogen.
'k Kan U zweren voor gelaten tranen
en een dozijn spokende vragen,
die kommer en kwel op hun schouders dragen
en ons soms nog samen doen wanen.
Daags zie ik haar t'rug.
In het begin keerde ze mij de rug.
Nu het hart niet meer is van steen,
bid ik weer naar tijden als voorheen.
M'n hart geruild voor het denken
kan ik U reeds zeggen
da'k weer in miserie zal drenken,
maar deze droom kan ik niet weerleggen.
Ach, Sarah m'n lief,
zolang jouw lippen me zijn ontnomen
en ik slechts met je vrijen kan in dromen,
leef ik met bitter grief.