Mijn ogen zagen rood.
Mijn lippen trilden.
Want ik zag je,
ik huilde
ik beefde.
Ik was boos,
omdat je niet bleef.
Ik was verstomd,
dat je me zoiets aan kon doen
Ik was bang,
dat ik me nooit meer zo goed zou voelen.
Ik was verbaast,
dat je me niet serieus nam.
Maar dat is geweest, voorbij.
Ik ben over je heen, kan niet terug.
Ik denk vaak aan je, aan die goede momenten.
Maar ik geloof niet dat het ooit terug goed komt.
het spijt me,
vaarwel