Samen zitten we te kniezen in een hoekje van een kamer met grauwe muren en beslagen ramen kapotte kozijnen en ingeslagen deuren
we kijken elkaar aan en weten dat we moeten veranderen we weten dat de wereld ons verlaat of andersom
samen horen we hoe de vogels protesteren tegen de kleur van de nacht de geur van de diepte de liefde die in haat verandert de gedachten die nooit werkelijkheid werden de leugens die elkaar de kop in slaan
ik sta op, en ren weg tot het einde van de wereld tot de impuls is verkleurd van donkergrijs naar schijnend wit