Ik denk nu bijna elke dag aan de pesterijen die ik heb meegemaakt.
ik denk bijna elke dag weer aan de aanranding van mijn vader.
Ik denk bijna elke dag weer dat mijn moeder beschoten werd en dat de politie zei dat ze dood was. daarna zeiden ze je moeder wil je niet zien.
ik probeer mijn tranen in bedwang te houden.
ik wil schreeuwen, maar om mij heen zijn er altijd wel mensen.
het liefst trek ik me terug in de natuur daar waar ik me kan laten gaan.
schreeuwen als een gek.
mijn tranen de vrije loop gaan.
maar helaas dat gaat niet.
dat kan pas in mijn vaderland.
en nu kamp ik met een probleem.
ik heb iemand gevonden die ik zo graag mijn verleden in handen wil geven.
bij deze ene persoon wil ik me laten gaan.
maar ik durf niet.
die last is te zwaar.
ook voor deze ene persoon.
hij is ook maar een mens.
en ik wil niet dat hij denkt ik zoek en wil aandacht.
en ik wil zeker geen medelijden.
ik ben aan de ene kant blij dat ik stage ga lopen, zodat ik hem niet zie.
maar ik weet zeker dat hij wil dat ik mijn hele verleden aan hem over geef.
en ik weet ook zeker dat hij mij wil helpen het een plaats te geven.
en ik weet bijna zeker dat hij mij op een onverwachte moment naar mijn verleden zal vragen.
ik vindt het best.
alleen dan zal ik het zeggen.
en ik ben bang dat hij mij zal omhelzen zodat ik mijn verleden de vrije loop zal laten gaan.
aan de andere kant durf ik mijn verleden niet onder ogen te komen.
het doet zo een pijn.