Uit 'Herboren' 13 (doorlopend gedicht)
De lokkende zekerheid
Mijn volk, jullie zullen alles
hebben, offer jullie leven
opdat jullie kinderen in weelde,
in een vrije staat zouden kunnen
leven. Want, de anderen zijn
dan allemaal verknecht. Offer
alles wat je het liefste hebt, zo
spreekt de mens-god. Maar,
hij houdt niet tegen als de
intentie, het te doen is gebleken.
Hij verzuipt in het bloed, zijn
hart kan dat aan, omdat het
versteend is. Bloed en tranen, de
offers zijn nooit groot genoeg.
Meer en meer, tot de ondergang
het laatste restje redt. In
heldendom gestreden, het is
tevergeefs geweest. De droom
is begraven. Maar, hij blijft leven.
Het was te schoon in het paradijs
te leven. De hunker blijft leven.
De heldenverhalen, zij leven
voort in de harten van hen die
overbleven.
Mijn oom was Generaal, en ik,
ik doe dienst in het wachtlokaal.
De hele wereld zou ons diienen.
Wij,zouden de lakens uitdelen, zij
zouden maar al te graag gediend
hebben, want niemand ligt graag
in de kou. Wij zouden beslissen.
Ach, die lokkende zekerheid!
Geen zorgen meer. Generaal zijn!
Mijn oom was het, misschien wordt
mijn zoon het? Het kan toch? Alles
kan, als we maar offers brengen.
De offers werden gebracht en
worden altijd opnieuw gebracht.
Offer het liefste wat je hebt:
je eigen leven, het zal toch de
ander zijn die doodgaat. Zet
je leven op het spel, voor
rijkdom hoort wat! De mens op
aard' streeft en strijdt steeds naar
wat hem gelukkig maakt.