Het meer weerspiegelt de deining in zijn hoofd. Hij voelt dat er wat gaande is maar blijft rustig staren naar het kabbelende water, ongemakkelijk zittend in het natte gras. Hoe lang blijft hij hier nog zitten?
Hij voelt de wind kriebelend langs zijn oren maar hoort niets van de bries of het kabbelende water of de ruizende bladeren. Langzaam blijven de bijna onherkenbare golfjes in het water naar hem toe komen. Hij laat het gebeuren. Doof voor de rust om hem heen denkt hij in verwarrende lijnen aan het net waar hij voor altijd in verstrikt zal blijven zitten. Verward denkt hij aan het verwarde net, dat juist hem verward. Anderen laten zich niet verwarren. Of zo lijkt het. Maar hij voelt dat het net door een koord steeds strakker getrokken word met een subtiele maar constante kracht, de verwarring ten spijt. Een gedachte van jewelste, waar iedereen wel een tijdje mee zou blijven zitten wanneer hij er door geraakt zou zijn, denkt hij.
Het wordt donker, de rotsen die het meer omcirkelen zijn als de silhouetten van luidruchtige allochtone jongeren die je komen beroven en in elkaar slaan. Ze komen steeds dichter bij. Nu begint hij bang te worden. Hoe lang blijft hij hier nog zitten? Zonder reden om te blijven, maar met de angst om verder te gaan, blijft hij zitten staren naar het aanspoelende afval uit het schijn-schoonheldere meer. Nog steeds doof voor al het andere, hoort hij het ritmische getsjilp van de merel. Zij vraagt om aandacht, hij geeft de aandacht, maar slechts op zijn stille manier die niet de aandacht van de merel heeft. Langzaam probeert hij de verwarsels te ordenen. A bij A, B bij B. Of is B juist het gevolg van A? Of is ABAB gewoon niet veel interessanter dan AABB? Interessanter? Alles wat interessant is in het leven wordt moeilijk, en wat moeilijk wordt raakt in de war. Eigenlijk best simpel.
Aan de overkant van het meer zijn de lichtjes van de andere camping te zien. Zoveel mensen, toch zo'n rust. Waar doet hij nou toch zo moeilijk over? Zijn moeilijkheden benoemend staart hij om zich heen, alsof hij in de bosjes langs het meer nog meer moeilijkheid verwacht. Moeilijkheid loert overal om de hoek, en daarom is het verstandiger te blijven zitten. Maar hoe lang blijft hij hier nog zitten? Door in zijn omgeving op te lossen, lost hij natuurlijk niets op. De merel tsjilpt, de specht tikt, de kraai krast. Hij weet het niet meer. De zwaluw is al lang opgelost in het luchtledige.
De fles is eindelijk leeg. Alles opgevend heeft hij zich opgeheven, klaar om verder te gaan, vrij van angst. Hij staat, valt, en stroomt met de zachte zich terugtrekkende golven mee naar de bodem.