Ze komt voorbij op de fiets
een kind grapt achterop
haar gezicht staat droevig
los van wind en regen
Een man onder een parapluie
kijkt haar na, loopt verder
op het ritme van de druppels
tegen het gespannen doek
Een hond loopt nattig voorop
hij weet snuffelend zijn weg
Wie niets tot weinig heeft
is zichzelf, raakt niet zoek