hoe meer ik ken,
hoeveel minder ik weet,
hoe meer ik geef,
hoeveel minder het deert
vragen in mijn hoofd,
met honderd tegelijk,
nergens het antwoord,
niets wat slijt
als alles tijd nodig heeft,
waarom duurt het bij mij zo lang,
spreken mijn tranen niet meer in meervoud,
en maakt jouw welsprekendheid mij bang
deel van mij lacht,
het ander huilt,
en het geloof waarmee ik leef,
dat al eeuwen schuilt
de kracht van mijn stem,
de voeten waarmee ik loop,
mijn lust van het lachen,
alles lijkt stilaan dood
gun mijzelf de stiltes,
ik gun mijzelf het verdriet,
ik geef mijzelf de twijfels,
want niemand die ze ziet
als ik nog eens besluit,
om te ademen in en uit,
als ik nog eens zweef,
en alles herbeleef
verkies dan de zon boven de lamp,
duizend verwelkomingen boven de vaarwel,
want dit hele liedje,
ken je snel
de hemel is reeds moe,
van de regen te zien vallen,
daar mijn tranen zullen drogen,
door wegen, alle dallen
als ik nog eens besluit,
om te ademen in en uit,
als ik nog eens zweef,
en alles herbeleef
blaas dan hard,
zo dooft mijn licht,
want blijven ademen,
is niet meer verplicht