Tandartsen zijn best apart volk, vind ik. Het zijn de enige mensen die ik ken, die ertoe in staat zijn om je vragen te stellen, terwijl ze eerst allerlei apparatuur in je mond hebben gehangen en bovendien ook nog eens met beide handen in je mond zitten.
Ooit verkeerde ik in voornoemde positie toen de tandarts me vroeg: "En, ga jij nog met vakantie?" Hij leek de onschuld zelve, want hij keek me vriendelijk aan. Ik produceerde een geluid met een uh-klank en blikte wanhopig terug. Meteen bekoelde zijn belangstelling en begon hij uitgebreid te vertellen hoe heerlijk hij geskied had gedurende zijn wintervakantie en hoe hij ernaar uitkeek binnenkort de Spaanse kust te bezoeken.
Ik had wel wat anders aan mijn hoofd! Mijn mond zat vol, de assistente had een heel tableau met allerlei werktuigen op mijn buik gezet en bovendien had ze mijn arm in een stevige houdgreep. Ze was blijkbaar niet vergeten hoe ik bij een vorig bezoek haar hand had gegrepen en nét iets te stevig beet had gehouden, toen zij en haar cohort in crime mijn mond bewerkten.
Nee, dan de kaakchirurg!
Aan hem heb ik tenminste prettige herinneringen overgehouden. Hij heeft veel grotere werken in mijn mond verricht dan welke andere tandarts ook en heeft daarmee mijn diepe bewondering afgedwongen.
Slechts één keer heeft hij zo'n stomme vraag gesteld als hierboven geschetst, maar dat was vast omdat ik bij een eerdere gelegenheid het ziekenhuis waar hij werkte ‘Hemelpoort' had genoemd.
Ik ben wel een keer of zes bij hem geweest en alle keren heeft hij zijn werk bijzonder goed gedaan. Was ik zenuwachtig als ik naar de tandarts moest... als ik naar de kaakchirurg mocht, was ik altijd opgetogen!
Deze man was écht leuk. Als ik bij hem in de stoel lag, werden er eerst doeken over me uitgespreid met als hoogtepunt een doek over mijn gezicht. Die doek had een uitsparing voor mijn mond en neus. En met een beetje goede wil van zíjn kant, kon de kaakchirurg me nog in de ogen kijken ook. Hij besprak alles in het Frans als hij met zijn assistentes over zijn vakanties praatte, tot hij begon te begrijpen dat ik al die prachtige woorden niet verstond. Toen ging hij over op zijn moeders taal, waarmee ik gelukkig ook ben opgegroeid. Die man was zó komisch dat ik, ondanks de moeilijke, ingrijpende en langdurige werkzaamheden in mijn mond, alleen maar goede herinneringen aan een bezoek aan hem over heb gehouden. Hij heeft twee keer een cyste uit mijn onderkaak verwijderd en hij heeft bijzonder vaardig de verstandskiezen uit mijn bovenkaak gehaald.
brullende boren
ik met mijn mond vol tanden
haren overeind
maar de kaakchirurg vertelt
hoe het met hém is gesteld
Alle bezoeken aan hem herinner ik me met grote vreugde. Eén daarvan met grote verwondering...
Het was een doodgewone dinsdagochtend ergens in de tachtiger jaren van de vorige eeuw. Ik deed de deur van zijn behandelkamer open, liep naar binnen en deed netjes de deur achter me weer dicht, zoals mijn moeder me dat geleerd heeft. En terwijl ik bezig was de deur te sluiten, hoorde ik een bekende stem roepen: "Hé, dat is mijn achterbuurvrouw!" Ik draaide me om en keek inderdaad in het gezicht van mijn achterbuurvrouw. Zij werkte daar als assistente, iets waar ik tot dan toe geen weet van had.
Na wat acrobatische toeren van mijn kant, kwam er een prachtige grote röntgenfoto van mijn hele kaakstreek tevoorschijn en toen de chirurg hem bekeek, vroeg hij: "Wat is er aan de hand met je kaak? Wijs het maar even aan." Ik wilde lachen en huilen tegelijk. Ha, wijs het maar even aan! Ja, natuurlijk. Zo vaardig ben ik zeker als ik voor de eerste keer van mijn leven een röntgenfoto van zó dichtbij zie.
"Grapjas!" dacht ik hardop: "Wie is hier eigenlijk de kaakchirurg?"
"Je hebt gelijk ook", antwoordde hij, "voor jou ziet alles er normaal uit, denk ik."
"Ja", zei ik, "ik zie die dingen niet elke dag. Ik zou niet weten waar ik op letten moet. Ik weet niet hoe het eruit hoort te zien, dus hoe kun je van mij verwachten dat ik afwijkingen op kan sporen."
Hij wees een mooie ronde plek aan, precies aan de kant van mijn kaak die bij aanraken zo pijnlijk was.
"Dat is hem!", riep hij vrolijk en vervolgde: "Moet je meekomen, kan je lachen! Ik ga die foto even hiernaast laten zien. Kijken of zíj weet wat het is." Hij nam me mee de kamer in van de kaakchirurg die naast hem werkte, liet haar de foto zien en vroeg toen wat er met mijn kaak aan de hand was en wat zij ter behandeling aan zou bevelen. Ze keek er even naar en zei: "Oh, dat is gewoon een gat. Ik zou haar wegsturen, want dat geneest vanzelf wel." Hij stootte mij aan met zijn elleboog en lachte. Tegen zijn collega zei hij: "Mooi niet, juffie! Dit is nou een cyste!" Verbijsterd keek ik toe... Gelukkig hoorde ik later dat die dame in opleiding was, maar toen had ik me al voorgenomen me nooit, maar dan ook nooit door haar te laten behandelen. Hij keek mij aan en zei: "Kom mee, ik ga hem eruit halen voor je."
Terwijl ik daar weerloos in de operatiestoel lag, omringd door 4 assistenten, kwijtte de chirurg zich van zijn taak en zei met een hoorbare grijns dat ik vast het hele weekend nerveus was geweest en hem een sadist genoemd had en ook dat hij dat wel begreep. Hij zei het letterlijk zelfs zo: "Dan heb je nog gelijk ook, want je moet wel een sadist zijn om tandarts te willen worden." Dit soort dingen zei hij om me in een ontspannen toestand te krijgen, wat natuurlijk best lukte. Doorgaans vertelde hij allerlei anekdotes, maar deze keer had hij iets anders voor mij in petto. Hij keek door het ronde gat van de doek die over mijn gezicht lag om te zien of alles goed was met me, "want", zei hij, "je ligt er zo rustig bij!"
Direct daarna stak hij mijn wereld in brand, toen hij vervolgde: "Ik weet precies wie jij bent. Jij bent Corry Koenekoop en je woonde vroeger op de Linschoterweg. Je was bevriend met Jacqueline Meyers die op de Van der Valk-Boumanlaan woonde. Jullie zaten samen op de Mariaschool en gisteren was zij nog hier. Hoe zou ik dát toch allemaal weten, hè? Ze heeft me alles over jullie verteld. Daar kijk je van op, hè? Je zou haar vast nog weleens willen zien, denk ik. Ik zou je natuurlijk wel kunnen vertellen hoe ik haar ken en wat ik allemaal met haar doe, maar dan ben ik nog wel een paar uur bezig. Dat zal ik maar niet doen. O ja, je mag overeind komen. De komende 24 uur mag je niet praten en ik wil je over 10 dagen terug zien."
De knuppel! Hoe kon hij me dat nu toch aandoen?
Jacqueline, mijn hartsvriendinnetje uit mijn jeugd! Uit het oog verloren door verhuizingen.
heel bijzonder mens
voor jou doorstaat mijn vriendschap
zelfs de tand des tijds
En nu? Nu ik voor iemand sta die mogelijk weet waar ze woont, mag ik niet praten vanwege de verbouwing in mijn mond! De ******!!!
Een nuchter mens dat met beide benen op de grond staat, zal nu vermoedelijk zeggen ‘dan vraag je dat tien dagen later toch?' Juist ja, dat was ook helemaal het plan! Ware het niet dat ik tien dagen later bij de controle nog zó'n vreselijke pijn in mijn mond had, dat ik amper kon praten, enne... ik was ook wel een beetje bleu geworden, omdat ik eerder al eens iemand gevraagd had om Jacqueline de groeten van mij te doen en daar nooit antwoord op heb gekregen. Waarschijnlijk heeft dat dan toch aan de tussenpersoon gelegen, dus Anke: "You bad bád girl!"
En, beste tandartsen van Nederland, als één van jullie mij ooit nog eens een vraag stelt met je handen in míjn mond, reken er dan maar wél op dat ik opbel zodra ik weer kan praten, want
na een paar dagen
heb ik vast wel weer een gaatje
voor één van jullie!