de vlieg die 'k vond in 't lege glas
waaruit ik pils gedronken had
was niet alleen nat
maar ook ladderzat
zijn vleugels slap als krachteloos vlas
waarvan niet 't minste zoemen klonk
naar drank dattie stonk
van 't bier dattie dronk
'k verloste hem vanuit die plas
hij zoop zich anders dodelijk lens
zo'n vlieg kent immers toch geen grens
met bier in z'n pens
hij hostte weg in slingerpas
met poten slapper nog dan moes
hij sliep eerst z'n roes
en nam toen een douche
Ik zag hem nog de dag erna
wat was hij vaal en bleek
de kater groot, de ogen rood
waarmee hij verwijtend keek
die eendagsvlieg stierf hier zopas
nu met een houten kop
ach, liet ik hem maar in dat glas
toen voelde hij zich top