het bleek een groots ontwaken
het slapen, het slapen vormde beekjes in het met katoen bedekte vel
en terwijl het wakker werd, de mens
vormde zich een rif vermoeidheid rond de slapen en wallen rond de ogen
korrels van de dageraad hoopten op
bedekte gezichten onder een korst van eeuwige feesten vol drank
lakens werden opgeschud en wolken stof
fijne deeltjes uitgezweet vuil dwarrelden doelloos door de kille kamer
het bleek een groots ontwaken
het gapen, het gapen vormde een vermoeidheid die alles behalve
wakker bleek