Plots was ik daar, wie had me hier gebracht? Jouw, zijn, haar, allicht gewoon mijn eigen droom? Ik staarde naar de voor een zee stille zee, grauwgroenig, waarom zo rustig? Sliepen de zeemonsters en andere dierlijke zeefiguren dan allemaal tegelijk? Door het vergezicht, zonder schip, zonder paard, zonder mens maar met spiegelgladde horizon bedacht ik, dit is geen oase meer, dit moet een oceaan zijn. Ergens op deze aardbol, maar welke? Waar was het noorden? Het bruingelige zand vertoonde mijn vorm, hoe lang had ik hier gelegen? Toch was ik niet bang en voelde me niet eenzaam.
Het was winter, ook bij deze zee, maar de lucht voelde zwoel aan en in de verte lonkten groene bergen. Ik wenste me een Black Beauty, maar wie hielp me erop? Ik voelde me vrij, maar vanuit welke windstreek kwam ik hier? Welke kant moest ik op? Als de tijd maar voldoende aanwezig was, dan had ik nog kans bij een links waar rechts.
Ik keek naar de maan, nog boven de zon en voelde, ook daar liep iemand, ook zonder angst? zonder eenzaamheid? Verlangde ik naar een wereld voor mij alleen?
Ik liep de dagen door, richting het noorden, dwalend door het landschap vol bergen, beekjes, steeds groener werd de aarde onder mijn voeten, de wolken huilden regen maar lang duurde dat nooit, ik dronk water uit riviertjes en at de vruchten van de bomen, geen idee of ze giftig waren, ik zag wel, ik had immers geen angst?
Die ochtend werd ik wakker door de eerste zonnestralen, ik stond op en merkte een wolkenloze hemel op, diep in mijn hart wilde ik terug naar de zee, maar dan moest ik terug in de tijd. Ik koos voor de bergen, de watervallen, de kikkers, de watervogels waarvan ik de eieren stelen zou. Mijn weg begon te klimmen, even dacht ik nog, daarachter is de zee en heb ik mijn cirkel weer rondgelopen. Steeds meer groenten en fruit omringden mij, ik at wanneer mijn lichaam dat nodig had, ik dronk flink wanneer mijn dorst bijna niet meer te lessen was.
Het pad werd grilliger, de wind steviger, vele witgrijze wolken stapelden zich, ik wilde rennen maar dat lukt niet, Achter me een oase van rust, voor me lag het onbestemde. Ik hoorde de wilde zee, zat ik op het noordelijk deel van een eiland, was het vaste land mij vergeten?
Ik knipper met mijn ogen en ontwaak uit mijn droom. Waar ben ik en welke tijd is het? Vaag herinner ik me het landschap en herken zoveel, ik volg mijn weg, maar dit keer niet naar het noorden.
Sweat dreams!