De dagen klinken moeizaam aaneen
de zon staat laag egaal geel
weids te blinken aan de horizon
het blauwe bekken van de bakermat.
De fontein spuit champagnebrokken,
frisse bellen breekbaar water.
De bomen treuren, de takken traag
dijend in de wind van kille waan.
Het grindpad strikt de vorst,
een krakend klittend mozaïek.
Het gras glimt knisperwitte
scherven van gesneden glas.
Donker ligt het groen te derven
in de zwarte stilte van kluiten klei.
Ik kruip onder dekens van dagen
die niet meer te verteren zijn.