Ik wilde spreken maar kon het niet.
Ik liep vast, het werd wit in mijn hoofd, alsof er nooit
iets geschreven stond.
De gum is spoorloos, dus moet ik het wel zelf hebben gedaan. In de trein naar... ergens. Ik kijk naar buiten en zie dat alles zo vergankelijk is.
God, wat cliché. Zo banaal cliché, zo vreselijk waar. Weer besef ik me dat niets voor altijd is, dat groen uiteindelijk bruin wordt voor het compleet verdwijnt.
Ik groei. Met de dagen mee, want ik moet wel. Door. Tegenslagen wennen. Donkere dagen leren kennen en ze voor altijd te vriend houden, want dat heb ik beloofd.
Koud, zo koud. Terug naar waar ik vandaan kom en het hart weer hoor kloppen, zodatik weer slapen kan. Ik wilde het je allemaal vertellen, weet je...
But my mind went blank.