Pijn.
Zelfs nu de pijn groot is zou ik de jouwe er bij willen nemen.
Kan je niet zo zien.
Ook al zijn er nog genoeg problemen.
Zelfs dan draag ik liever de last voor tien.
Jou wil ik geen pijn doen, dat kan ik niet verdragen.
Dan zelf maar een beetje meer.
Ik word niet snel verslagen.
Sta weer op, al ga ik zo hard neer.
Zelf als het niet gaat moet ik door.
Als ik mijn doel niet red, straf ik mijzelf ervoor.
Niet helemaal fit, maar train toch voluit.
Ga dan diep en bijna onderuit.
En dan nog boos worden dat het doel niet werd behaald.
Had ik mijn begrip voor anderen maar wat meer naar mijzelf vertaald.
Als een ander iets niet red, toon ik alle begrip, vind het wel gezond.
Maar red ik het zelf niet, krijg ik een schop onder mijn kont.
Maar misschien ging ik dit keer te ver.
Ook mijn schouders en hart wordt het een keer teveel.
Narigheid op willen vangen van her en der.
Tranen in de ogen, een brok in de keel.
Zorgzaam zijn, jou niet lijden laten.
Ik vang alles op, maar kan mezelf wel haten.
Waarom laat ik me niet vrij, laat ik zien wie ik ben?
Wil ik altijd anderen beschermen, of ik hen nu wel of niet goed ken?
Doe daarmee altijd mezelf te kort, dat komt ook een ander niet ten goede.
Want de twijfel en pijn slaan dan om in woede.
Ik dat uit ik dan natuurlijk weer niet.
Maar doe zonder dat ik het merk, hiermee anderen verdriet.
Juist de mensen die veel om me geven, net als ik om hen.
Zij zullen de dupe worden, omdat ik zo gesloten ben.
Ik wil hen beschermen maar vergeet daarbij mijn eigen ik.
Zij zien dat toch wel, en krijgen daarvan ook een tik.