...
Het zijn soms de kleine dingen, kleiner nog
dan de zachte ondertonen - van fluit, van ruis
kleiner nog dan het petieterige, dan het piete-
peuterige, o kleiner nog dan pinda, dan pluis
‘t is die vluchtige vrouwenblik, lieflijk en zo
heerlijk nietig, welk ons brengt - ver van huis
Het zijn niet de grote zaken die ons mannen
van slag af maken, niet de zware trom, niet
het volle rijkdom, nee niet het naakte geheel
dat schaarse goed welk men ziet in ‘t bordeel
geen zwaar geschut dat kras op harnas schiet
nee, ‘t is die ontwapening, welk doet spannen
Maar het is meer dan blik, het is heel haar lijf - zo
vol finesse, geborduurd als ‘n fluwelen flanelsteek
zo ons - overgeleverd aan de details van de taille
aan het bagatel van haar gestel - staan wij week
nee niets meer immens dan de kleinigheden der vrouw
welk ons maag maakt, wankel en hevig van streek
F.