'Ik ga weg' zei hij
'het is maar voor even'.
Hij verliet de brouwerij
waar weinig leven achterbleef.
Ik dwaal door lege gangen van gemis,
reikhalzend naar de ramen van eenzaamheid.
Ik open deuren naar herinneringen die zijn gewist
en stoot op dodende kilte die hij achterliet.
Ik loer in tonnen vol verdriet
en schrik van overspelige klopgeesten
die fluisteren waarom hij me verliet :
voor een andere bevlieging.
Leven later en ben ik oud
nog steeds geen leven in de brouwerij.
't Is hier stervenskoud,
maar ik wacht tot mijn laatste snik.
Hij komt terug, zeker weten
het was toch maar voor even ?