Snijdende kouw,en een snweeuwstorm .
Mijn jas te dun,en mijn handschoenen vergeten.
De kouw brand op mijn huid,sneeuwvlokken smelten op mijn tong.
Warme handen uit een koude wereld op mijn gezicht .
Koud de kus die brand op mijn lippen.
Zacht is de stem in de storm die vraagt, wie ben jij ook al weer.
Mijn glimlach verdrinkt in de sneeuw,de kouw bevriest mijn woorden.
Ik verbreek de ijzige kus en zie weer wie je werelijk bent.
Slechts een jaar getijde dat sterft met een wortel als neus.