(Proza)
Gekletter op de ramen van de ijzige korrels die van ver komen.Waar vandaan, dat weet ik wel, ze komen van de donkere wolken, die drijven door de lucht.
Een geluid van snelheid die stevig raast.
Het is de wind die zand en steentjes laat verplaatsen.
Soms is hij kwaad, veel kwader dan nu.
Heel boos verzamelt de wind zich met andere winden, en gaan ze samen tekeer.
Alles is verplaatsbaar vindt de wind, maar zelden laat hij dat zien.Zelden is niet nooit, want als hij het doet dan doet hij het goed.
Langzaam wordt het stil, geen wind noch regen, hagel of sneeuw.De wolken zijn veder gedreven.
En gaan zeiken ver weg van hier