Afscheid
Afscheid nemen doet steeds pijn
Zo was het vroeger, nu niet anders
We hadden het gewoonweg veel te fijn.
Je lag daar voor me, een open wonde,
Een bloem van vlees, terwijl je hitsig gromde,
Ik zie ze nog, je zuignatte tepels,
Als liefdespijlen opgericht naar mij,
Je dijen als machtige zuilen
Ondersteunend je tempelgewelf,
Hemelportaal of voorgeborchte
Dat ontdek je na een tijd wel zelf.
En dan je billen, vollemaansgezicht,
Als bollen koele zijde een moment,
Mijn vingers licht gespreid –
Niet in staat om te omvatten –
Dat hele goddeloze firmament.
Je liefdesmond die lachte, pasgemaaid en wel,
Je geur van verse haver, je smaak van karamel.
Het roomkleurige satijn van je huid,
Bijna onvindbaar, één met de lakens,
Behalve de vlekjes op je schouders,
Zorgvuldig uitgezette bakens.
Je lenige lijf dat zich kromde
Als van een jonge poes in mei,
Terwijl je blik verstomde,
Met iets van : “Wat doe je toch met mij ?”
De oogleden geloken -
Bedolven in een woud van zachte krullen -
Als vlaggen reeds halfstok.
De bloem van onze liefde gebroken
Een wegsmeltende sneeuwvlok.
Vergeven en vergeten
Dichtschroeien die wonde.
Het komt wel goed, wees maar niet bang,
Want verliefdheid dat gaat over,
Ook al duurt het soms een leven lang…