De droom van eergisteren.
Was helder en toch onbegrijpelijk.
Ik stond in een kamp,
met mensen die me begrepen.
Ik moest ontsnappen.
Ik zocht een mes.
Ik liep naar een sloot,
en sprong erover.
Ik kwam in de modder,
en kroop naar boven.
Ik zag voetstappen in de sloot.
Ik hoorde iemand aankomen.
Ik verstopte me in een berg bladeren,
en hoorde een raar geluid.
Toen wachtte ik een tijdje.
Ik kwam te voorschijn en liep.
Ik kwam oog in oog met een wolf,
die keek me dreigend aan.
Ik schold en vocht,
maar niets hielp.
Tot dat ik jullie zag staan.
Jullie hielpen me te vechten.
Gaven me nieuwe moed.
De wolf liep weg.
Veranderde in familiebloed.