...
Met zijn handen gevouwen
in gebed, en zijn oog-
leden gesloten als
grote dammen van verdriet
zoog hij gretig aan de eeuwige
fopspeen boven hem
en gelijk vogels kwinkeleren
zo zong hij zijn klaaglied
Zijn woorden vormden
een tempelgang voor latentheid
al wat niet en nooit gedaan, vond daar
zijn doorgang door geloof omlijst
plots bezat hij de kracht
het leven te draaien, naar eigen wil
zo totaal anders, en o - zulk
‘n andere taal vereist
Hij opende zijn ogen en
verdriet verdroogd, stroomde er
blijdschap uit, de fopspeen
‘n tepel gebleken vol levensmelk
hij was herboren, o ontwaakt
zijn wandel was - van weg, van
vaarwel, van volgend zijn eigen ideaal
zijn lijf niet meer ’n lijdenskelk
Hij pakte de resten van oud bestaan
in één koffer, in één hand
en vloog mee - met wind, met zon
met vlieg en eigen moed
hij volgde zijn hart, eindelijk en vrij
voelde God voor het eerst, dicht
en nabij, houdend vast zijn andere hand
en hij wist: zo, ja zo is het goed
F.