Ik kende je nog van vroeger,
een heel vage herinnering.
Ik schommelde wild op de schommel en jij liep voorbij. Hallo!
Zei ik blij.
Het zelfde deed jij toen bij mij.
Moeizaam verliet jij het park en ik,
Veelte klein om te realiseren hoe moeilijk je het had.
Ik werd wat groter en jij ouder,
Ik kreeg vaak cadeautjes van jou,
je leerde me wijze dingen en onbewust nam ik het een voor een op.
Ik werd wat ouder en jij zieker,
Ik zag je minder vaak op straat,
en als ik je dan zag zat je op een bankje,
genietend van de natuur.
Ik wist het nog van vroeger,
een heel vage herinnering.
Je zat daar op het bankje en ik kwam naar je toe.
Ik keek om me heen,
nooit bedacht wat voor een mooie plek dit was.
Ik keek naar jou,
je zag er vermoeit uit.
Dikke wallen onder je ogen.
Het zag er naar uit dat je elk moment kon instorten,
en toch glimlachte je.
Je glimlachte,
net zoals je altijd al had gedaan.
Je leek mij veelte gelukkig om achterdochtig te zijn.
Ik werd een tiener,
en jij bejaard.
Ik ging lachend het leven tegemoet.
De vakantie was net voorbij en ik was me aan het voorbereiden op school toen ik opeens aan jou dacht.
Vage herinneringen flitsen door mijn hoofd.
Je eeuwige glimlach en eeuwige vermoeidheid.
Toen realiseerde ik me pas dat er echt wat aan de hand was.
Ik ging naar jouw voordeur en belde aan.
Een vrouwenstem vroeg wat ik moest.
Ik zei dat ik voor jou kwam.
De vrouw keek me treurig aan en zei:
Hij heeft het loodje gelegd…