Vlijtingen
dat er ijzer in je zit
heb ik altijd geweten
getuigen de spleten
in de aarde, mijn grond
uit klei en leem gehouwen
in mijn handen voel ik
een hofke bij elk huis
met appel- en perenbomen
wanneer het lente is en
de bloesems rijk, een heer
en een dame met parasol
dat laatste lang voor mijn tijd
mijn dorp in het dal der zouwen
de molen voorgoed verdwenen
vaders boomgaard, de kerk
en enkele winningen behouden
mijn gevoel van verbondenheid
is kinderlijk soms treurend
om al het oude dat plaats moest ruimen
voor wat te vinden is in elk dorp
een supermarkt en asfaltwegen
waar geen kar met paard meer rijdt
maar grommende motoren
tussen het ooit fluitend koren
twee kapellekes
liggen er verlaten bij
Erna