s'nachts zag ik hem soms komen,
de jongen van mijn dromen.
Zijn ogen zo blauw als de oceaan,
die glinsteren in het licht van de maan.
Ik wist dat het altijd bij dromen zou blijven,
dus liet ik mij gaan in die droom, en meedrijven.
Tot ik die ogen zag verschijnen,
ik kneep in mijn hand, maar ze wouden niet verdwijnen.
Ik droomde niet, het was werkelijkheid...
jij hebt met je ogen mijn hart verblijdt.
nu kan ik dag en nacht die ogen aanschouwen,
en tot in de eeuwigheid van je houwen.