Zo wit als sneeuw waren de lichten in mijn ogen nog nooit.
Je wilt niet weten wat voor dovend vuur jij in mijn rollende tranen hebt gegooid.
Want mijn hand rijkt uit naar de liederen daar boven, in het duister.
Dit leven wilt mij niet meer, ze willen alleen dat ik naar hun wrede opdrachten luister.
Maar de belichting in mijn schaduw, die er ooit was, is nu uiteindelijk verdwenen.
Nog nooit is er een pure glimlach van liefde, aan mijn gezicht verschenen.
Mijn spiegelbeeld kijkt mij nu ten slotte pijnlijk aan,
Totdat mijn handafdrukken, rood gekleurd, op de spiegel blijven staan.