Ik liep door de straten van een Afrikaans land en zag de armoede.
Dan pas besefte ik dat niet iedereen leefde zoals wij.
Een kind huilde tranen van armoede, van angst en van honger
Geschokt en verbaasd voelde ik de woede in mij opkomen.
Onbegrijpend waarom daar alles anders is,
Liet ik het kind alleen…
Vol spijt en tranen zakte ik neer in het stoffige zand.
Met mijn hoofd in mijn handen dacht ik na hoe perfect mijn wereldje was.
Die overbodige luxe, dat onbezorgde leven vol vreugde en geluk.
Hoe kon ik zo blind zijn ?
Hoe kon ik zo egoïstisch zijn ?
Op die dag besefte ik dat deze oneerlijke wereld niet meer te redden valt.
Ik alleen kan deze armoede niet oplossen,
We moeten ons samen verenigen ,
Alleen zo kunnen we het gelukkig zijn creëren.