De spiegel.
Als ik in de speigel kijk, kijk naar mezelf.
Als ik dan kijk, ja goed kijk, dan zie ik maar de helft.
Ik zie alleen de blije kant, ja de blije kant van mij.
Ik zie en persoon, een persoon zonder verdriet. Die persoon is alleen maar blij.
Maar die persoon, ben ik niet.
Want ik ben niet altijd blij, ja ik heb ook verdriet.
En ik kijk nog eens goed in die spiegel, goed naar het meisje tegen over mij,
Dan zie ik een traan, ook dat meisje is niet altijd blij.
Ik kijk in de spiegel, dit keer nog aandachtiger dan andere keren.
Ik zie het ja ik zie het. Het meisje wil het liefts sneeën in haar arm schreren.
Maar ze weet dat het niet goed is, dus ze doet het niet.
Zij is Het meisje zonder zienbaar verdriet.
Ik loop weg ik wil niet meer in de spiegel kijken,
Ik wil mezelf niet meer zien. Ik wil mn evenbeeld ontwijken.
Het meisje in de spiegel dat ben ikzelf.
Het is het meisje dat zichzelf sneed & toen ja toen was ze pas elf.