Zoals de bladeren aan de bomen,
komen en gaan.
Zo is ook een mensenleven,
niet bij stil te staan.
Of juist toch wel,
en aanschouw het wonder.
Neem het leven,
weg met het gedonder.
Maar wij, die komen en die gaan,
denken niet na bij ons bestaan.
Terwijl ons leven, net als die bomen,
een leven is van gaan en komen.
Zij laten ons telkens weer blijken,
hoe wij ons leven kunnen verrijken.
Steeds maar weer een kroon met blad,
een wilskracht in zich,
ik wou dat ik die had.
Dat ook ik steeds weer mag bloeien,
en mijn innerlijk kan laten groeien.
Als ik dat weer mag bereiken,
ben ik dankbaar, en dan zal blijken.
Ik ben net als die ene boom,
en opnieuw weer met een kroon.
"ST"