Duistere klanken dwalen lichtjes
over de kale toppen van grenzeloze horizonten,
heb geen angst voor uitgesproken bomen
en vlieg weg van dit troosteloos bestaan.
Mistige figuren gluren eenzaam om ons heen,
hebben geen geduld, hebben geen oog voor morgen
(laat staan voor vandaag).
Geen noot kraakt de muziek
van onoverwogen bliksems
en elfen springen van de hak op de tak
terwijl de avondklok in passie slaat.
Het ochtendgloren lacht de lach der liefde,
breekt in alle stilte aan tot mannen veren
en vrouwen in witte gewaden alles bundelen
in hemelse tonen die naar beneden druppelen.