Ook de koning die inmiddels gearriveerd is schrikt bij het zien van zijn dochter. Hij probeert zijn afschuw te camoufleren door haar over een wang te strelen. Als hij haar wratachtige huid aanraakt, klinkt er een intense donder door het heelal. De pijn in zijn hand liegt er niet om. Dit kind is niet van hem, de stem heeft hem gewaarschuwd. Het koningspaar kan hetniet begrijpen of
liever gezegd niet accepteren. Ze hebben zolang gewacht en nu ze eindelijk een kindje hebben gekregen, geven ze het niet zomaar op, althans niet de koningin.
De koning pakt het kindje uit haar wieg en geeft het aan zijn vrouw, zodat zij het kind kan zogen. Tranen rollen rijkelijk over de wangen van de koningin als de baby de moedermelk tot zich neemt. Het is niet alleen de pijn die de eeltige mondranden om haar tepel veroorzaken, maar het is nog meer het besef dat haar kind een monster is, een monster welk haar moederhart doet beven. Als de zuigeling haar ogen opslaat, ziet de koningin dat de ogen van de baby zwart zijn. Zo zwart als de nacht rond het kasteel , geen lieve twinkelende puppilletjes, maar grote zwarte kolen zonder enige uitdrukking.
Als een ieder van de schrik is bekomen, wordt er besloten het meisje te kleden. Ze moet hoe dan ook kleertjes aan. Hoe afstotelijk ze ook is, het blijft immers een koningskind en ze mag geen kou vatten. De koningin kijkt vertederd naar de babykleertjes die de kameniersters voor haar hebben gemaakt en kiest een schattige creatie, een roze met kant afgezet jurkje. Het kind werkt meer dan tegen en de kameniersters kleden het kind met kokhalzende bewegingen aan. Als het kind dat eindelijk in het roze zijden is gehuld, wordt ze aan haar moeder teruggegeven. De koningin kijkt minnelijk naar het grommende wezen, waarna ze vol liefde naar haar man kijkt.
De koning houdt zich wat afzijdig. Hoewel hij de gevoelens van afschuw probeert te negeren, glimlacht hij flauwtjes naar de kersverse moeder.
De nacht komt aan en de rust lijkt weder te keren. Het is niet de baby die de koningin wakker houdt. Nee, de duistere krachten bezoeken haar in haar dromen. Ze ziet hoe zij en haar man rouwen om het kind dat hun leven had moeten verrijken. Gaat het kind dan dood in haar droom? Nee, integendeel. Het groeit op tot een weerzinwekkend gedrocht. Haar leven wordt beheersd door verachting en eenzaamheid. De koningin huilt als ze ziet hoe haar kind, waar ze zo van houdt, wordt gekwetst. Als de koningin wakker wordt voelt ze de tranen over haar gezicht stromen. Ze weet het nu zeker, ze houdt van haar meisje, zielsveel. Ze stapt uit haar hemelbed en loopt naar de met kant afgezette wieg. Het kind slaapt en de koningin kan het niet laten het meisje een zoen te geven.
Dit had ze beter niet kunnen doen....
Het kind opent haar ogen en zelfs bij de koningin lopen de rillingen van afgrijzen over de rug. Ze vlucht terug naar haar bed en voelt de koude tocht wie ze ook had gevoeld bij de geboorte van het meisje. In haar gedachte hoort ze de stem 'Ze is van mij'. De koningin slaat haar handen voor haar oren. Ze wil het niet horen, ze kan het niet horen. Als de kraaien zich verzamelen in de grote toren van het kasteel, valt de arme vrouw eindelijk in slaap.
Uitgeput, haar hoop verloren in de zwarte nacht....