Vogels vliegen hoog in de lucht.
Vogels zijn op de vlucht.
Vogels hebben veren.
Vogels vliegen over meren.
Vogels worden neergeschoten.
Vogels hebben korte of lange poten.
Vogels heb je in vele kleuren.
Vogels vliegen weleens tegen deuren.
Vogels zijn op jacht.
Vogels hebben een zachte vacht.
Vogels zwemmen op het water.
Vogels gegrepen door een kater.
Vogels leggen een ei.
Vogels maken je blij.
Vogels die kunnen zingen.
Vogels zijn geen domme dingen.
Vogels horen niet in een kooi.
Vogels zijn daarvoor te mooi.
Vogels vliegen over de zee en over het land.
Vogels eten uit je hand.
Vogels die broeien.
Vogels kennen niet loeien.
Vogels maken een hoop lawaai.
Vogels zijn zeer fraai.
Vogels die schijten.
Vogels kunnen ook bijten.
Vogels die kunnen roven.
Vogels vliegen niet onderste boven.
Vogels maken nesten.
Vogels vliegen naar her westen.
Vogels kunnen lopen.
Vogels vliegen naar de tropen.
Vogels moet niet pesten.
Vogels moet je ook niet vet mesten.
Vogels moet je niet dood schieten.
Vogels daar moet je van genieten.
Vogels hebben soms een mank poot.
Vogels net als mensen dood.
Vogels gaan soms ook zwemmen.
Vogels kan je niet temmen.
Vogels zitten onder de olie en andere troep.
Vogels kijken voor hobby of voor je beroep.
Vogels je hebt ze in groot en klein.
Vogels kunnen gemeen zijn.