Bovendien volgt er nu niets meer – zo ver ben ik.
Mijn nekvel is de punt van het leven: aardig afgerond langs alle
kanten. Venijnig loensend monster in eeuwige zee. Trek mijn armen
naar beneden, trek mijn hoofd onder dit happen naar dagen.
Het is een punt, het leven. Ik ben het .
En ik zie vanalles dat er niet is, en ik houd het niet meer tegen.
In de lucht hangt een ijl gezang. Een verbleekt nachtkleed waar ik
ooit in sliep, mijn haren goud van stil verdriet. Ik voel mijn
lippen bewegen. Ik roep je, ik roep je al zo lang, ik hijs mij
op. De botten van mijn knieën zeuren - lijdt mij, draag mij.
Sterf in mij.
Ik begeef, ik laat mijn monster lopen. Wreek het leven -
wie dacht zich hier in mij te kunnen verstoppen
heeft zich vergist.