Ik ben verliefd op de wereld.
Ik draag haar in haar kleine schelp voorzichtig over landen.
Ik neem haar overal naartoe.
Kijk, zie je? zeg ik. Daar ben je, kleine wereld.
Wuiven maar, alle dieren.
Ik lach in al haar lachen, in haar waterval muziek.
Zij smeult nog wat, te slapen gelegd
in warme nachten druppelt zij zachtjes van de maan.
Ik doe haar na, ik dans als vlinder,
oefen mijn stem, ik wil net klinken zoals zij.
Zij draagt mijn voeten op handen.
Ik ben verliefd op de wereld, op de buurman,
op mijn jas. Op mijn zelfgemaakte koekjes,
op jouw grappen, op haar graf. Op haar kleine
slapende zielen, op al wie haar ooit was.
Ik wieg mijn lichaam in haar bekken,
ik slaap; ik droom een bloem te zijn van haar.
Ik ben verliefd op de wereld.
Ik staar haar elke morgen ademloos aan.